Het zwijgende braambos In Exodus klinkt er een stem uit een brandend braambos: het is de stem van God die Mozes opdraagt met zijn volk te vertrekken uit Egypte, het land waar ze in knechtschap leven, en zich te laten leiden ‘naar een land goed en wijd, naar een land dat overvloeit van melk en honing’ (Exodus 3: 8, Naardense Bijbel). Ook in Baron Wenckheim keert terug van de Hongaarse Man Booker Prize-winnaar László Krasznahorkai komt een brandend braambos voor, maar opvallend genoeg is juist dit braambos een van de weinige plaatsen waar niet constant wordt gesproken – en bovendien wordt dit braambos wél door de vlammen verteerd.
Taal als duisternis Wie onbevangen aan Als de tijd daar is begint, zou weleens na een aantal pagina’s het boek gefrustreerd terzijde kunnen werpen. Algauw voelt de vertelling vervreemdend, incoherent en misschien zelfs onbegrijpelijk aan. Ook wie het daar niet bij laat zitten, en wat niet wordt begrepen herleest, ‘want het zal wel aan mij liggen’, kan tot de conclusie komen dat hier niets dan wartaal staat. Het is onduidelijk wat deze taal voor wereld wil oproepen, wat hier wordt aangeduid, óf hier wel iets wordt aangeduid.
En aan het eind wint de wereld Een man die slaapt gaat, strikt genomen, niet over een man die slaapt. Allereerst valt het moeilijk uit te maken of de hoofdpersoon wel een man is: doordat het hele boek in de tweede persoon enkelvoud is geschreven, wordt de lezer uitgenodigd, verleid zelfs om zich te vereenzelvigen met de hoofdpersoon. Natuurlijk is het vrij gebruikelijk voor verhalen om de lezer uit te nodigen zich te identificeren met een of meerdere personages – volgens sommigen is het meest waardevolle aan literatuur de kracht onze empathische vermogens te versterken – waarbij nu juist de verschillen tussen personage en lezer, zoals geslacht, worden overwonnen zonder te worden opgeheven.