Er is iets mysterieus aan de werken van Jon Fosse. Ik stap er kritisch in, sceptisch: dat simpele taalgebruik, het repeterende in zowel de vertelling als in de minimale handelingen van de personages, is het niet Fosse’s verkapte manier om diepzinnig te lijken? De personages zijn niet intellectueel, maar des te meer mystiek aangelegd, wat lijkt te onderstrepen dat Fosse zelf een zweer van mysticisme wil oproepen. En toch, als ik me laat meevoeren door het ritme dat schuilt in die repeterende taal, word ik telkens geraakt door hoe Fosse in die ogenschijnlijk simpele vertelling van banale handelingen, simpele dialogen en niet al te diepzinnige overdenkingen van de personages, menselijke emotie, twijfel, eenzaamheid en liefde weet te tonen.
In de korte roman Ochtend en avond van Jon Fosse zijn we getuige van de geboorte en de dood van hoofdfiguur Johannes. In het eerste en kortste deel zien we hoe zijn vader Olai de bevalling van zijn vrouw afwacht, terwijl hij zich afwisselend laat meeslepen door de vrees dat zij het niet overleeft, en de hoop dat hij een zoon krijgt die als visser in zijn voetsporen zal treden. Als het kindje - inderdaad een zoon - is geboren, zijn we nog getuige van de eerste momenten dat Olai zijn zoon Johannes ziet, voordat we in het tweede deel een oude Johannes volgen op wat zomaar een dag lijkt te zijn - behalve dat zijn normaal zo stramme lijf die dag lichter, soepeler aanvoelt.
Lars Hertervig, Gamle Furutrær, 1865. Dag Myrestrand / Bitmap
Mystiek proza Het ligt voor de hand te stellen dat de taal in Jon Fosse’s Melancholie I (1995) en II (1996) de verwarde geestelijke gesteldheid van de hoofdfiguren uitdrukt. In Melancholie I wordt de lezer grotendeels meegevoerd in de bewustzijnsstroom van de Noorse landschapsschilder Lars Hertervig (1830-1902), zowel aan de vooravond van een zenuwinzinking, als in het gesticht waar hij later anderhalf jaar zou verblijven. In Melancholie II vindt de lezer zich terug in het dementerende hoofd van Lars’ zus Oline, kort na de dood van haar broer.