De meeste boekenweekgeschenken van de voorbije jaren heb ik liggen, maar de meeste daarvan heb ik niet gelezen. Het zijn boekjes waarvan ik denk: ja, die lees ik wel een keer tussendoor. Maar er is altijd wel een ander boek om tussendoor te lezen, of er is simpelweg geen tussen.
Dit jaar las ik het geschenk uit op de dag dat ik het kreeg. Ik had ook reden er wat van te verwachten: van Ilja Leonard Pfeijffer las ik eerder La Superba en Grand Hotel Europa, waarvan ik behoorlijk onder de indruk was, vooral van laatstgenoemde werk.
Jaren geleden stond ik op het punt La Superba te kopen. Ik studeerde nog in Amsterdam, waar ik vrijwel iedere vrijdag de boekenmarkt op het Spui afliep. Bij een kraampje lag de nog niet zo oude roman van Ilja Leonard Pfeijffer. Ik stond al met het boek in mijn hand, had er veel goeds over gehoord, waarschijnlijk had Pfeijffer er inmiddels de Librisprijs voor gekregen, en ik wilde het graag lezen, zo herinner ik mij.
Bestaan in samenhang Het oeuvre van Willem Jan Otten is beslist niet klein: een verzameling van kritieken, essays, poëzie en romans die zich sinds zijn debuut in 1973 in groei heeft gezet. Prijswinnend ook, op al deze terreinen. Zo ontving Otten de Constantijn Huygensprijs voor dit gehele oeuvre in 1999, en in 2004 de P.C. Hooftprijs voor zijn beschouwend proza. Des te opvallender is het dat de verzameling van zijn romans die nu in een band is uitgebracht, zo bescheiden is in omvang.