Leesnotitie: Ilja Leonard Pfeijffer - Monterosso mon amour
De meeste boekenweekgeschenken van de voorbije jaren heb ik liggen, maar de meeste daarvan heb ik niet gelezen. Het zijn boekjes waarvan ik denk: ja, die lees ik wel een keer tussendoor. Maar er is altijd wel een ander boek om tussendoor te lezen, of er is simpelweg geen tussen.
Dit jaar las ik het geschenk uit op de dag dat ik het kreeg. Ik had ook reden er wat van te verwachten: van Ilja Leonard Pfeijffer las ik eerder La Superba en Grand Hotel Europa, waarvan ik behoorlijk onder de indruk was, vooral van laatstgenoemde werk. Bovendien waren de eerste geluiden die ik hoorde positief, en ik hoorde zelfs gefluister dat dit het beste boekenweekgeschenk van de laatste jaren was.
Het gegeven in Monterosso mon amour is simpel: een vrouw van middelbare leeftijd kijkt terug op een in eigen ogen middelbaar leven. Terwijl Carmen haar studententijd in Amsterdam aanduidt als haar ‘wilde jaren’, waarin ze zelfs een feministische boekhandel uitbaatte, heeft ze haar leven daarna ondergeschikt gemaakt aan de niet helemaal van de grond komende diplomatencarrière van haar man, en haar eigen dagen gevuld met tennis en sherry. ‘Ze voelt zich oud, want ze houdt van lezen’; die boeken leest ze als narratief tegenwicht bij haar eigen leven dat van iedere verhalende samenhang verstoken is:
‘Het maakt haar niet uit of het verhaal goed of slecht afloopt, als het maar klopt. Een open einde, waarbij de hele heisa van daden en bedenkingen, gebeurtenissen en consequenties, eigenschappen en ontwikkelingen nergens op uitloopt, irriteert haar, want dat kent ze al uit de praktijk. Verhalen zijn voor haar een manier om grip te krijgen op het zogenaamde echte leven met al zijn ongeloofwaardige plotwendingen en in plaats van een waarheidsgetrouwe kopie van de zinloze werkelijkheid (‘kopie conform origineel’, zo heette dat op de ambassade) wil ze de kunstige constructie van een alternatief dat laat zien hoe het leven met stijl geleefd zou kunnen worden als een betekenisvolle spanningsboog met een duidelijke richting, desnoods naar de afgrond. De realiteit is vormeloos en gespeend van iedere vorm van betekenis, dus om te begrijpen wat het betekent om mens te zijn in deze wereld is het noodzakelijk zich te verplaatsen in vertellingen die zin suggereren en vorm aanbrengen in de chaos. De natuur creëert lichamen en het zijn verhalen die daar mensen van maken.’
Toch is er ook in haar eigen leven een draadje dat om ontknoping vraagt: het verhaal van een vakantieliefde, lang geleden in Monterosso, dreigt door een nooit ingeloste belofte een open einde te houden. Carmen gaat terug naar Italië, zichzelf wijsmakend dat het om niets meer gaat dan de vervulling van de belofte van die terugkeer, maar de lezer weet heus wel dat het de ontevreden ouder wordende Carmen om iets anders te doen is: op zoek naar de verloren tijd.
Het is een nogal dun verhaal, dat overeind wordt gehouden door Pfeijffers stijl. Ja, Pfeijffer maakt er ’een verhaal over het belang van verhalen’ van, aldus de flaptekst, maar dat wij ons leven als een verhaal lezen, of ons leven naar verhalen richten, is een hedendaags cliché. Net zo’n cliché is hoe het inzicht dat literatuur onder de oppervlakte duikt en ‘verwaterde emoties zo helder [maakt] dat je opeens weer kunt zien hoe diep ze zijn’, wordt uitgebeeld door Carmen onder de Italiaanse golven te laten duiken.
En toch kan Pfeijffer schrijven, met een plezier dat ook de lezer voortstuwt. Er is het ironische zelfportret dat mij hardop deed lachen, en een betoog tegen het gebruik van cliffhangers - vlak nadat Pfeijffer er zelf een heeft ingezet. Carmen is een overtuigend personage, en compositorisch heeft Pfeijffer de novelle zo vormgegeven dat het misschien naar sommigen hun smaak iets te afgeronde einde knap teruggrijpt op het begin. Pfeijffer is een schrijver die zijn materiaal niet alleen beheerst, maar er mee kan spelen.