Recensie: Thijs Lijster - Kijken, proeven, denken. Essays over kunst, kritiek en filosofie
Essayistiek zoals het hoort
In zijn eerste essaybundel, De grote vlucht inwaarts (2016), toonde Thijs Lijster zich bewust van de urgentie van filosofie en cultuurkritiek buiten de muren van de academie. Deze disciplines moeten over hun eigen grenzen heen stappen, en ‘zich weer opdringen aan de publieke sfeer’, zoals hij dat destijds uitdrukte. Het leverde een uitdagende bundel op waarin de filosofie en kritiek een verrassende blik boden op diverse culturele fenomenen, en Lijster tegelijkertijd niet terugdeinsde om met een groter gebaar deze fenomenen te duiden als symptomen van een breder probleem in onze cultuur en samenleving: als reactie op een steeds complexer wordende wereld, richt de hedendaagse mens zijn aandacht steeds meer op zichzelf en de privésfeer, en beschouwt de buitenwereld in toenemende mate als een buiten zijn macht liggend gegeven. In dat licht viel dan ook Lijsters betrokkenheid bij de publieke sfeer te begrijpen: juist daar kunnen we de maatschappij bekritiseren en haar in andere vormen verbeelden, waarnaar we collectief kunnen handelen.
Eenzelfde betrokkenheid vinden we in Lijsters jongste bundel, Kijken, proeven, denken. Essays over kunst, kritiek en filosofie. Waar De grote vlucht inwaarts nog de cultuur in brede zin tot onderwerp maakte, daar richt Lijster zich in Kijken, proeven, denken allereerst op de (beeldende) kunst. Algauw blijkt dat ook kunst voor Lijster niet een in zichzelf gesloten domein is, maar juist sterk samenhangt met het kritische denken. In het voorwoord schetst hij een beeld van wat deze samenhang behelst. Een kunstwerk is niet het passieve object van onze waarneming en ons oordeel, maar ‘kijkt terug’: het confronteert ons als ‘het andere’, met een betekenis die wij niet geheel kunnen duiden. Sterker, volgens Lijster kijkt het kunstwerk niet alleen terug, maar denkt het ook terug:
‘Mijn uitgangspunt in dit boek is dat het kunstwerk zelf een vorm van denken is, een denkvorm, een denkbeeld, een ding-dat-denkt. De beweging die ik wil voltrekken is die van een denken over kunst – zoals kunstkritiek en esthetica traditioneel worden omschreven – naar een denken door kunst.’
Het is deze opvatting die ten grondslag ligt aan de bundel. Dit betekent niet dat de hier verzamelde essays een verdere uitwerking of toelichting zijn bij dit ‘denken door kunst’; eerder zijn het opzichzelfstaande stukken waarin we telkens zien hoe dit denken er in de praktijk uitziet. De bundel is verdeeld in drie delen, waarvan de titels corresponderen met de boektitel, en die respectievelijk handelen over kunst, over essayistiek en kunstkritiek, en over filosofie. Niet alleen ons begrip van het kunstwerk verandert namelijk wanneer wij dit beschouwen als een ‘ding-dat-denkt’, maar ook voor de kunstkritiek en de relatie tussen filosofie en kunst heeft dit consequenties.
Als het kunstwerk een vorm van denken is, kan de taak van de kunstkritiek niet alleen zijn om een oordeel te vellen over het werk, maar het moet het denken dat daarin plaatsheeft expliciteren: ‘Kunstkritiek is dan inderdaad het tot spreken brengen van het denken-door-kunst, oftewel het expliciteren van de reflectie die zich toch al in en door het kunstwerk voltrekt, en die door de kunstkritiek vertaald wordt in ons alledaagse taalgebruik.’ Voor de filosofie geldt niet alleen dat zij nodig kan zijn bij deze explicatie, maar ook dat zij de kunst nodig heeft ‘om zichtbaar en voelbaar te maken dat denken zich niet tot een louter discursief en conceptueel proces laat beperken.’
Zoals gezegd is de bundel geen uitwerking van een centrale these; Kijken, proeven, denken is geen verkapt kunstfilosofisch vertoog, maar werkelijk een essaybundel. Bovendien is Lijster een te goed essayist om zich te veel te laten leiden door de drang een centraal punt te willen maken; veeleer gaat hij vrijdenkend, associatief te werk. Een goed voorbeeld zijn de essays in het eerste deel. Hierin neemt Lijster telkens een bepaald kunstwerk of een kunstenaar als startpunt van het denken. Algauw weet hij verbanden te leggen met het werk van filosofen, schrijvers en wetenschappers, en brengt dat weer in lijn met geschiedenis of maatschappelijke ontwikkelingen. Op het eerste oog niet altijd even verrassend – met Rodins De Denker begint een essay over denken, met Maarten Baas’ klokken een essay over tijd – maar de verrassing zit hem in de wendingen, de verbanden, de inzichten. Daarin komt de grote belezenheid van Lijster naar voren. Moeiteloos vermengt hij handenvol denkers en kunstenaars in zijn essays, en weet daarbij de dubbele valstrik van enerzijds simplificatie, en anderzijds nodeloze ingewikkeldheid te ontwijken: hij gebruikt hun ideeën voor zover ze zijn eigen denken verder helpen, en beschrijft ze helder en treffend.
Zoals gezegd is Lijster het zich ‘opdringen aan de publieke sfeer’ nog niet verleerd. In dit opzicht zijn de essays in het tweede deel, over essayistiek en kunstkritiek, verhelderend. Herhaaldelijk komt Lijster erop terug dat de kunst ons denken over samenleving en cultuur kan vormen. Hierin ligt een belangrijke rol voor de kunstkritiek, die het ‘denken door kunst’ in de publieke sfeer ter sprake brengt: ‘De criticus beschouwt het kunstwerk als een prisma waardoorheen hij naar de cultuur en de samenleving kijkt, en aan de hand waarvan hij over die samenleving een verhaal kan vertellen.’ Het essay is hiervoor een uiterst geschikte vorm:
‘Een essay is geen ‘objectief’ feitenrelaas, noch is het een louter persoonlijke ontboezeming. Het maakt van een individuele ervaring, die zelf altijd al bepaald is door de historische en culturele werkelijkheid, een publieke zaak. Juist in het publieke debat van vandaag, waarin eenieder in zijn eigen filter-bubbel opgesloten zit, is het delen van ervaringen cruciaal, en dat maakt het essay tot een democratisch medium bij uitstek.’
De essays van Lijster doen precies dat. Op prikkelende wijze worden kunst, kritiek en filosofie met elkaar in verband gebracht en worden verschillende, vaak actuele maatschappelijke en culturele thema’s aangesneden, zoals moderniteit, religie, levenskunst, financieel kapitalisme, identiteitspolitiek en het Antropoceen. Lijster is daarin scherp, kritisch en uitdagend; zijn uitspraken kunnen voer zijn voor debat, maar juist daarin zijn ze een verrijking voor de publieke sfeer. Essayistiek zoals het hoort.
Oorspronkelijk verschenen op De Leesclub van Alles