Dubbelrecensie: Joseph Roth - Spoken in Moskou. Reportages en brieven uit Rusland & De buste van de keizer en andere verhalen
Tijdloze meesterverteller
‘Ik heb geen vaderland, afgezien van het feit dat ik helemaal thuis ben bij mezelf. Waar het me slecht gaat, daar is mijn vaderland. Goed gaat het me alleen waar ik een vreemdeling ben.’ Op basis van Joseph Roths (1894-1939) eigen woorden, aangehaald door Els Snick in haar boek over de schrijver, valt moeilijk te zeggen hoe thuis hij was in de Sovjet-Unie. In Snicks boek, waarvan de titel (Waar het me slecht gaat is mijn vaderland. Joseph Roth in Nederland en België) ontleend is aan bovenstaand citaat, viel eerder al te lezen hoe Roth in de jaren twintig als journalist van de Frankfurter Zeitung door de Sovjet-Unie reisde. De reportages die hij daarbij optekende zijn nu in vertaling uitgegeven door uitgeverij Bas Lubberhuizen, samen met brieven en dagboeknotities uit dezelfde periode gebundeld onder de titel Spoken in Moskou. Reportages en brieven uit Rusland.
Het is in de brieven en dagboeken dat we lezen hoe het Roth persoonlijk verging in Rusland. Natuurlijk was hij hier, ondanks zijn linkse sympathieën, als diep door de dubbelmonarchie beïnvloede Oostenrijker een vreemdeling, maar dat wil niet zeggen dat het hem goed ging. We lezen hoe hij in geldnood verkeerde, zoals gebruikelijk, maar ook hoe eenzaam hij was. Het is lang wachten op brieven, in de onzekerheid of zijn eigen berichten wel aankomen bij de geadresseerden, en wanneer hij post ontvangt geeft Roth blijk van zijn opluchting en blijdschap. Zo wacht hij zeven weken op een bericht van zijn vrouw Friedl. Behalve dat zijn geld op dreigt te raken, is het gemis van zijn vrouw de reden dat Roth zinspeelt op een voortijdig vertrek uit Rusland: ‘Deze reis kan me gestolen worden. Je kunt niet reizen als je hart verbonden is met iemand.’ Op basis van deze persoonlijke documenten zou je zeggen dat het Roth slecht ging in de Sovjet-Unie, maar was het daarmee ook zijn vaderland?
De brieven en dagboeknotities geven een mooie persoonlijke achtergrond bij het journalistieke werk van Roth, maar het zijn toch deze reportages die het grootste en belangrijkste deel vormen van Spoken in Moskou. Hier zien we een veelzijdige Roth aan het werk. In de eerste reportages zijn het nog vooral beschrijvingen van het land, de natuur en de mensen die de boventoon voeren. En ja, wie eerder wat heeft gelezen van Joseph Roth weet dat hij hierin uitblinkt; in de voor hem typische simpele, maar doeltreffende stijl weet hij sterke en overtuigende beelden en portretten te schetsen. Zo beschrijft hij de uitgestrektheid van het Russische landschap:
‘De hemel boven de Wolga is dichtbij en vlak en beschilderd met onbeweeglijke wolken. Aan beide kanten van de oevers zie je tot diep in de verte elke oprijzende boom, elke opstijgende vogel, elk grazend dier. Een bos lijkt hier iets onnatuurlijks. Alles heeft de neiging zich in de breedte uit te strekken en te verspreiden.’
Ook mooi is de wijze waarop Roth Russische emigranten in West-Europa portretteert. Deze Russen die het revolutionaire Rusland ontvluchtten en de tsaar trouw bleven, doen denken aan de latere conservatieve en monarchistische Roth die weemoedig terugverlangde naar de Donaumonarchie. Desondanks schrijft Roth dat ze door vast te houden aan het tsaristische verleden, zich ‘vergrepen […] aan de geschiedenis.’ Maar misschien voelde Roth zich ook toen al verbonden met het tragische lot van deze emigranten die hun eigen wereld verloren, getuige de rake woorden waarin hij dit weet te vangen:
‘Ze vielen uit hun eigen tragische levens. Het grote treurspel was zijn helden kwijt. De geschiedenis ging onverbiddelijk haar stalen en bloederige gang. […] We stonden voor de overblijfselen die hun eigen catastrofe niet bevatten, we wisten meer van hen dan zij ons konden vertellen, en arm in arm met de tijd lieten we de verlorenen voor wat ze waren, wreed en toch bedroefd.’
Aanvankelijk ging Roth goedgeluimd op pad. We zeiden al dat Roth in die tijd politiek linksgeoriënteerd was, en zoals voor velen in die tijd was het ontstaan van de Sovjet-Unie een veelbelovende of op zijn minst interessante ontwikkeling. In een van zijn brieven aan het begin van zijn reis schrijft Roth: ‘Wat in Rusland ontstaat, is ongetwijfeld een geheel nieuwe wereld. En al ben ik erg sceptisch, ik ben toch blij dat ik hier getuige van kan zijn.’ Na verloop van tijd is het toch de scepsis die het wint. We merken in zijn reportages dat Roth meer grip krijgt op deze veranderende samenleving, haar machthebbers, burgers en de structuren die daarin vorm krijgen, en de kritische toon in zijn artikelen neemt toe.
De onderwerpen die Roth daarbij aansnijdt zijn divers. Zo behandelt hij het straatbeeld, de positie van de joden, het geestelijke en intellectuele klimaat, de positie van de vrouw en de seksuele moraal, de persvrijheid en de publieke opinie. Dit alles benadert hij met een open, maar kritische blik, waarin hij durft aan te kaarten waarin de Russen vooruitlopen op het westen, maar ook waar de zwakke punten liggen. Natuurlijk, wij weten tegenwoordig hoe het Sovjetsysteem zich ontwikkelde tot een totalitaire staat waarin verschrikkelijke misdaden zijn gepleegd, maar juist in dat licht is het opvallend hoe genuanceerd en fijnbesnaard Roths kritiek is. Het interessantst zijn de beschouwingen over het geestelijke klimaat en de daarmee samenhangende seksualiteit. Hier laat Roth zien hoe de tegen de bourgeois gerichte revolutie zelf leidt tot een burgerlijk leven en bijbehorend waardestelsel: ‘De tijd van de heroïsche daden is voorbij: nu is de tijd van het vlijtige kantoorwerk aangebroken. De tijd van het heldenepos is voorbij: nu is de tijd van de statistieken aangebroken.’
Waarom moet het bredere publiek journalistieke reportages over de vroege jaren van de Sovjet-Unie lezen? Waarom zou iemand zich nog interesseren in wat een joods-Oostenrijkse journalist in 1926 te zeggen had over een staat en systeem waarvan de totalitaire uitkomst meer dan bekend kan worden verondersteld, gebouwd op een ideologie waar vandaag de dag bijna niemand nog in gelooft? Natuurlijk, er is de historische waarde – maar er is meer dan dat. Joseph Roth is een geweldig schrijver met een stijl die ook nu nog modern aanvoelt. Zijn vermogen tot weergeven en portretteren, de wijze waarop hij ons de wereld door zijn ogen kan laten bekijken, geeft zijn werk een literaire waarde die verder gaat dan het onderwerp.
We moeten daarom uitgeverij Bas Lubberhuizen prijzen voor het uitgeven van Nederlandse vertalingen van het journalistieke werk van Roth. Dit is alweer de vijfde bundel, en evenals de voorgaande delen in de reeks is ook dit een verzorgde uitgave voorzien van sfeervolle prenten – ditmaal van de hand van Gerda Dendooven. Bovendien moet de eerdergenoemde Els Snick worden geroemd. Niet alleen is zij een groot pleitbezorger van het werk van Joseph Roth in het Nederlandse taalgebied, ook is de moderne en fijn leesbare vertaling van deze bundels van haar hand. Ja, we mogen blij zijn dat er goede vertalingen van het journalistieke werk van Joseph Roth worden uitgegeven, maar gelukkig blijft ook zijn fictiewerk in het Nederlands verschijnen. Bij L.J. Veen Klassiek verschijnt nu onder de titel De buste van de keizer en andere verhalen een selectie van Roths verhalen.
Evenals in Spoken in Moskou, is het ook in De buste van de keizer de veelzijdigheid van Roth die opvalt. In de acht verhalen die de bundel telt, waarvan de vroegste verscheen in 1923 en de laatste in 1940, heb je geen twee keer het idee dat je hetzelfde verhaal leest. Desondanks zijn de verhalen allemaal onmiskenbaar Roth. Zo is daar het titelverhaal, waarin graaf Franz Xaver Morstin na de Grote Oorlog en de val van de Habsburgse monarchie een buste van de oude keizer Franz Joseph terugplaatst voor zijn kasteel, waarop hij verder leeft alsof er niets is veranderd. Opvallend genoeg gaat ook de bevolking van het kleine afgelegen dorpje op dezelfde manier door, alsof de geschiedenis aan ze is voorbijgegaan – en Morstin wordt nog altijd gezien als de graaf, de hoogste plaatselijke adel. Pas na het ingrijpen van hogerhand gaat Morstin over tot een plechtige begrafenis van de buste onder het toeziend oog van de inwoners van het dorp. Thematisch is dit schitterende verhaal sterk verwant aan Roths bekendste roman Radetzkymars, en ook de graaf voelt als verre familie van de daarin als hoofdfiguur fungerende luitenant Von Trotta.
Maar er zijn meer pareltjes in deze bundel opgenomen. In ‘Stationschef Fallmerayer’ zien we een heel gewone, plichtsgetrouwe man die uit een onverwachte liefde voor een heuse gravin plotseling de behoefte voelt zijn oude leven en gezin achter zich te laten. De oorlog biedt hem een uitvlucht en brengt hem zelfs bij haar, waarop een soort paradijselijke liefde opbloeit. Maar terwijl Fallmerayer gelooft dat ’t het lot is dat hem en de gravin heeft samengebracht, blijkt dat overmoed van zijn kant te zijn – waarop dit paradijs wreed verstoord wordt. Ook twee late verhalen vormen hoogtepunten in deze verzameling. ‘De leviathan’ gaat over een koraalhandelaar voor wie zijn vak en koralen niet zomaar een passie zijn, maar beantwoorden aan zijn verlangen naar de hem onbekende zee. Wanneer hij ‘voor het eerst door de duivel in verzoeking [wordt] gebracht’ en zich door de moderne handelspraktijken van een naburige concurrent laat verleiden en van zijn eigen rechtschapen pad laat afbrengen, wordt hij diep in het ongeluk gestort. In ‘De legende van de heilige drinker’, als enige verhaal in de bundel niet vertaald door de samenstellers Elly Schippers en Janneke van der Meulen, maar door wijlen Wilfred Oranje, lezen we over een alcoholistische zwerver, die ondanks de vele (financiële) wonderen die hem overkomen er niet in slaagt uit dit bestaan los te komen.
Natuurlijk, ondanks de verscheidenheid in de verhalen en hun onderwerpen zijn er overeenkomsten en bepaalde constanten die we ook in het andere werk van Roth tegenkomen. Zo is een thema dat vaak bij hem terugkeert het verlies van het oude Europa, met name de Oostenrijk-Hongaarse dubbelmonarchie, en in bredere zin de teloorgang van de oude waarden en de opkomst van de moderne wereld. De hierboven aangehaalde verhalen ‘De buste van de keizer’ en ‘De leviathan’ zijn hier de sprekendste voorbeelden van. Ook de hoofdpersonages die Roth opvoert hebben veel gemeen. Het zijn vaak personen met een diep verlangen waarvan de vervulling nabij lijkt, maar ze toch altijd weer ontglipt of zelfs tot hun ondergang leidt. Maar wat vooral constant is in Roths werk, is de stijl waarin hij de lotgevallen van zijn personages opschrijft: geen doorwrochte psychologische studies, maar eerder beschrijvingen met een licht-ironische distantie, die ons des te meer in staat stellen zowel het tragische als het komische van de situaties in te zien. Neem de beschrijving van de graaf uit het titelverhaal, die zich niet neerlegt bij het leven in een republiek:
‘Voortaan zag men graaf Morstin in het uniform van een Oostenrijkse ritmeester der dragonders, en de inwoners verbaasden zich daar volstrekt niet over. […] De boeren die hij tegenkwam, namen hun hoed af en zeiden: ‘Geloofd zij Jezus Christus’, en daar voegden ze nog de aanspreektitel ‘meneer de graaf’ aan toe – alsof ze geloofden dat de graaf een soort naaste verwant was van de Verlosser en dat twee titels beter waren dan één.’
Als een constante grondtoon is de spot en ironie in Roths werk aanwezig. Dat wil niet zeggen dat hij zijn personages niet serieus nam. Juist met die distantiërende houding gaf hij blijk van zijn inzicht in de discrepantie tussen de grote historische en politieke omwentelingen van zijn tijd, en het daarbij vergeleken kleine leed van de mens: juist door het menselijke lijden tot zijn juiste proporties terug te brengen, kon hij de tragiek daarvan in zijn volle omvang tonen.
Ja, of het nu zijn journalistieke of zijn literaire werken zijn, het lezen van Joseph Roth is een genot. Hij was een scherp waarnemer van zijn tijd, een tijd die bolstond van de veranderingen. Zijn beschrijvingen van personen, omstandigheden, zelfs de natuur en eigenlijk de hele wereld om hem heen zijn krachtig en precies. Met zijn heldere en ironische stijl weet hij ongeacht het onderwerp altijd te boeien, en altijd de menselijke kant van de zaak voorop te stellen. Daarom is hij niet alleen een van de grootste chroniqueurs van de periode tussen de beide wereldoorlogen, maar tevens een tijdloze meesterverteller. Gelukkig behoort Roth bijna tachtig jaar na zijn dood nog altijd niet tot de ‘vergeten schrijvers’ – laat dat zo blijven.
Oorspronkelijk verschenen op Tzum