Kan literatuur wetenschap zijn? Émile Zola lijkt te hebben gevonden van wel. In zijn voorwoord bij Thérèse Raquin (1867), geschreven nadat dit boek door critici was ontvangen als een onzedelijk werk, maakte hij zijn intenties bij het schrijven van dit boek nog eens duidelijk. Met dit werk stond hem ’een wetenschappelijk doel voor ogen’: het verhaal over Thérèse en Laurent die uit lust een affaire met elkaar beginnen, en om deze affaire te kunnen voortzetten Thérèse’s echtgenoot Camille vermoorden, was voor Zola een studie naar wat er gebeurt als ’een potente man en een onbevredigde vrouw’, geleid door hun dierlijke driften, in een ‘gewelddadig drama’ worden gestort.
In de korte roman Ochtend en avond van Jon Fosse zijn we getuige van de geboorte en de dood van hoofdfiguur Johannes. In het eerste en kortste deel zien we hoe zijn vader Olai de bevalling van zijn vrouw afwacht, terwijl hij zich afwisselend laat meeslepen door de vrees dat zij het niet overleeft, en de hoop dat hij een zoon krijgt die als visser in zijn voetsporen zal treden. Als het kindje - inderdaad een zoon - is geboren, zijn we nog getuige van de eerste momenten dat Olai zijn zoon Johannes ziet, voordat we in het tweede deel een oude Johannes volgen op wat zomaar een dag lijkt te zijn - behalve dat zijn normaal zo stramme lijf die dag lichter, soepeler aanvoelt.
Als eerstejaarsstudent wijsbegeerte was de fenomenologie voor mij een van de meest uitdagende onderwerpen. Ik had juist Kant en Hegel tot op zekere hoogte begrepen, toen we Edmund Husserl te lezen kregen. Vaag vermoedde ik waar het hem om te doen was, maar de technische uiteenzetting van zijn fenomenologische methode, in die strenge wetenschappelijke stijl van hem, was voor mij tegelijkertijd fascinerend en ondoorgrondelijk. Ik herinner mij een thuistentamen (in die tijd nog geen door lockdowns opgelegde tentamenvorm waarbij de student middels surveillancesoftware van zijn kamer een tentamenzaal moet maken, maar een tentamen waarvan de vragen van een dusdanig niveau waren dat de student een week de tijd kreeg om thuis in alle vrijheid een antwoord te formuleren) waarbij ik na tig mislukte pogingen om een degelijk antwoord op een vraag over Husserls fenomenologie te geven, van gekte een boswandeling ben gaan maken - iets wat ik nooit deed - in de hoop dat mij een licht zou opgaan.