In veel lijkt Charles Ferdinand Ramuz’ Schoonheid op aarde (1927) op De grote angst in de bergen. In beide romans draait de simpele verhaallijn om een Zwitserse dorpsgemeenschap die ontregeld raakt, dit keer niet doordat overmoed en hebzucht de bewoners naar het gevaar brengen, maar omdat de schoonheid temidden van hen opduikt. Maar vooral is het de stijl van Ramuz die voor de gelijkenis zorgt: zijn ‘grote boerse stijl’ waarin het niet ging om mooischrijverij maar om het weergeven van de spreektaal - terwijl Ramuz ondertussen juíst prachtig schrijft -, de eigenzinnige natuurbeschrijvingen die van de natuur meer maken dan een decor, de constante perspectiefwisselingen en -verschuivingen.
Een paar weken geleden trok ik de Alpen in om te wandelen in de bergen. Daaromheen las ik De grote angst in de bergen; een dosis nederige angst voor de bergen kan geen kwaad bij zo’n reis - overigens vallen de afgelopen weken de Nederlanders bij bosjes van de bergen.
De grote angst in de bergen is een vrij korte roman van nog geen honderdtachtig bladzijden, geschreven door de Zwitser Charles-Ferdinand Ramuz, oorspronkelijk verschenen in 1926 en door hemzelf herzien in 1941.
De meeste boekenweekgeschenken van de voorbije jaren heb ik liggen, maar de meeste daarvan heb ik niet gelezen. Het zijn boekjes waarvan ik denk: ja, die lees ik wel een keer tussendoor. Maar er is altijd wel een ander boek om tussendoor te lezen, of er is simpelweg geen tussen.
Dit jaar las ik het geschenk uit op de dag dat ik het kreeg. Ik had ook reden er wat van te verwachten: van Ilja Leonard Pfeijffer las ik eerder La Superba en Grand Hotel Europa, waarvan ik behoorlijk onder de indruk was, vooral van laatstgenoemde werk.