Leesnotitie: Ilja Leonard Pfeijffer - Grand Hotel Europa
Jaren geleden stond ik op het punt La Superba te kopen. Ik studeerde nog in Amsterdam, waar ik vrijwel iedere vrijdag de boekenmarkt op het Spui afliep. Bij een kraampje lag de nog niet zo oude roman van Ilja Leonard Pfeijffer. Ik stond al met het boek in mijn hand, had er veel goeds over gehoord, waarschijnlijk had Pfeijffer er inmiddels de Librisprijs voor gekregen, en ik wilde het graag lezen, zo herinner ik mij. De redenen waarom ik het boek niet kocht - te duur, een scheefgelezen exemplaar, een al te volle boekentas, een al te volle boekenkast - zijn weggezakt in het verleden, maar de spijt volgt pas nu.
Die spijt volgt op lezing van Pfeijffers Grand Hotel Europa. Wat een fantastisch boek. Pfeijffer is niet vies van het grote gebaar, en is tegelijkertijd een meester in de ironie wat maakt dat zijn pretenties niet aanmatigend zijn; de roman is actueel, relevant, maar zeer duidelijk geworteld in de traditie en bovendien gekadreerd in een historische context die het iets tijdloos geven; het is uitgesproken, maar zoals goede literatuur is het daarin meerduidig, ambivalent. Het is geschreven met flair, stijl en vaart, her en der barok maar zonder oubollig te zijn; bij tijd hoogdravend, bij wijle platvloers, maar daardoorheen schemert altijd de ironische glimlach van Pfeijffer die heel goed weet waar hij mee bezig is.
Grand Hotel Europa lijkt vooral te worden gelezen als aanklacht tegen het massatoerisme, en alhoewel dat onmiskenbaar een groot deel van het boek beslaat, lijkt een mede daardoor opgeworpen vraag net zo goed een hoofdthema te vormen. De massale toerismestromen naar ons continent met zijn oude historische schatten, roepen de vraag naar het verleden en de toekomst van Europa op: als het verdienmodel van steden of zelfs hele landen wordt gebaseerd op het toerisme dat wordt aangetrokken door de hier zichtbare historie, is de toekomst van Europa dan niets meer dan die van recreatiegebied voor de rest van de wereld? Is er nog een toekomst voor Europa in de wereld, anders dan door haar verleden uit te buiten? Of andersom geformuleerd: hoeveel verleden verdraagt de toekomst van Europa?
Het maakt de omgang met het Europese verleden, de oude historische cultuurschatten die volgens de personages in Grand Hotel Europa nergens zo grootschalig zijn geconserveerd als hier - wat maakt dat mensen van andere continenten, waar het verleden nooit een beletsel zou zijn geweest voor vernieuwing, Europa zien als een groot openluchtmuseum waar je nog kunt zien hoe de mensen vroeger leefden - dubbelzinnig: terwijl het een breed gedeelde waarde lijkt te zijn in Europa dat we historisch waardevolle gebouwen en objecten preserveren - als het niet om hun intrinsieke waarde is dan wel om hun economische (lees: toeristische) waarde -, daar lijkt dit ook een blok aan het been te zijn voor Europa om te vernieuwen, zich opnieuw uit te vinden.
De beide hoofdpersonages in Grand Hotel Europa, Ilja Leonard Pfeijffer en zijn vriendin Clio, belichamen deze ambivalentie: als respectievelijk classicus en kunsthistorica zijn zij doordesemd van de geschiedenis, maar voelen zich tezamen met hun continent de gevangene van het verleden - en geven flink af op het massatoerisme. Hun oplossing: van de zoektocht naar een verdwenen schilderij van Caravaggio maken ze een spel waarbij het er niet om lijkt te gaan het werk daadwerkelijk te vinden, maar om uit historisch bronmateriaal een reconstructie te maken, een verhaal, dat hun een avontuur kan opleveren. Terwijl er geen enkele aanwijziging is dat het doek zich in Venetië bevindt, maken Ilja en Clio samen een op historische feiten gebaseerd verhaal dat plausibel moet maken dat dit toch het geval is, puur om het spel. Het is een speelse omgang met het verleden, wat dit verleden vruchtbaar maakt voor een zoektocht in het heden - precies wat Pfeijffer heeft gedaan met Grand Hotel Europa.
Ik las Grand Hotel Europa op vakantie. Je zou kunnen zeggen: als de in het boek verwenste toerist dus - maar ik vlei mij met de gedachte dat ik lezend in de tuin van een Frans vakantiehuisje toch geen échte toerist was. Terug thuis ben ik direct naar de boekhandel gegaan en heb daar La Superba gekocht.