Leesnotitie: Hermann Hesse - De steppewolf

2024-02-10
3 min read

Inmiddels is het al enkele weken geleden dat ik Hermann Hesse’s roman De steppewolf (1927) las. Een eigenaardig boek; ik wist niet goed wat ik ervan moest vinden, en nog minder wat ik erover kon schrijven.

Hoofdfiguur van de roman is Harry Haller, die zichzelf soms ‘Steppewolf’ noemt: eenzaam, niet geschikt zich te voegen naar de maatschappij, evenzeer dier als mens. Haller leeft als een kluizenaar, zich weliswaar ophoudend in burgerlijke huizen, maar ondertussen afgevend op de kleinburgerlijke wereld.

Het boek is wat eigenaardig opgebouwd, beginnend met een ‘Voorwoord van de tekstbezorger’, die de nagelaten aantekeningen van Haller inleidt. Zodra de lezer eenmaal aan die ‘aantekeningen’ is begonnen, krijgt Haller al snel een boekje getiteld ‘Traktaat van de Steppewolf’ in handen; bijna dertig pagina’s lang volgt nu de tekst van dit traktaat (of Haller dit allemaal heeft overgeschreven of voor het gemak het hele boekje aan zijn aantekeningen heeft toegevoegd wordt niet duidelijk).

In het traktaat wordt een en ander uit de doeken gedaan over wie of wat de Steppewolf zou zijn of denkt te zijn. Het voornaamste lijkt te zijn dat Haller ongelijk heeft als hij meent dat er twee zielen in zijn borst leven, namelijk een dierlijke en een menselijke: weliswaar heeft Haller het meer aan het rechte eind dan de gemiddelde mens die gelooft uit één stuk te bestaan, maar in werkelijkheid bevat de menselijke borst wel honderd, nee duizend verschillende zielen!

Het ontdekken van die veelvoud staat centraal in het boek. We treffen Haller aan wanneer hij er niet al te best aan toe is: hij draaft door de stad om maar niet terug naar zijn kamer te keren, waar het scheermes ligt waarmee hij zichzelf van het leven zal beroven. In een café ontmoet hij Hermine, die hem kanten van het leven laat zien waar Haller zich tot dan toe verre van heeft gehouden: dans, jazzmuziek, nieuwe seksuele geneugten, kortweg: lichtvoetig plezier, geluk.

In het hallucinante, ietwat surrealistische slot maakt Haller in een zogenaamd ‘magisch theater’ (’toegang alleen voor gestoorden’) als in een soort spiegelpaleis kennis met de vele kanten van zichzelf die hij niet kende, of niet heeft willen kennen: hij ziet herinneringen, levenspaden die hij niet is ingeslagen kan hij alsnog inslaan, levens die hij niet heeft geleefd zijn tastbaar. En bovendien leert hij de humor kennen als het enige antwoord op de innerlijke strijd tussen zijn verheven idealen (die hem noopten tot zijn teruggetrokken eenzaamheid, zijn kluizenaarschap) en de banale realiteit. Zoals het in het ‘Traktaat van de Steppewolf’ heet:

Alleen de humor, die heerlijke uitvinding voor wie geremd zijn in hun roeping tot het grote en bijna tragisch zijn, de hoogbegaafde ongelukkigen, alleen de humor (misschien de meest eigen en meest geniale prestatie van het mensdom) kan het onmogelijke volbrengen en alle domeinen van het menselijk leven met de stralen van zijn prisma’s bestrijken en bijeenbrengen. In de wereld te leven alsof het niet de wereld is, de wet te respecteren en er toch boven te staan, bezittingen te hebben ‘alsof je niets bezit’, van dingen af te zien alsof het geen afzien is - al die geliefde en vaak geformuleerde vereisten van een hoge levenswijsheid kunnen alleen in de humor worden verwezenlijkt.

Waarom wist ik niet wat ik van dit boek moest denken, wat ik erover kon schrijven? Ik heb het boek met interesse gelezen, was enthousiast. Maar ik kreeg het verhaal niet ‘rond’; op een bepaalde manier kreeg ik er geen vat op, wist ik het niet te vangen in zoiets als een ‘betekenis’. Alsof dat zou moeten! Zoals gezegd is het een eigenaardig boek, weerbarstig ook: het geeft zich niet zomaar prijs aan de lezer. Maar tegelijkertijd prikkelt het, is het interessant, vol boeiende ideeën. En goed geschreven bovendien. Het is geen boek waarmee je na een keer lezen wel klaar bent; des te beter.